Wat wij zijn
Ik heb de kat van je schoot en in de keuken gewapperd, waar de snijplank nog ligt met de resten capsaïcine. Het merendeel ervan brandt nog na op ons, we hebben er brood tegen geduwd en monden, maar zoals met zoveel helpt alleen wachten en dansen. De zetel ruikt naar natte hond. Het hout dat je hakt knettert en met mijn eigen vingers wijs ik op het bloed aan de jouwe, maar in stelpen zijn wij goed. Straks ligt de weg voor mij, regen spat omhoog, het licht van mijn koplampen danst tot de dingen in elkaar opgaan en ik zeg ja, zo. Ik zeg ja, zo en je doet het zo, overal loopt water binnen, in de kelders en de huizen en iedereen probeert altijd alles te stelpen maar meestal lukt het niet en weet je wat wij zijn, geluksvogels zijn wij, in een wereld van tot moes vermalen vetbollen. Je bent hier voor de paarden, eigenlijk, om ze in leven te houden en dat doe je ook, met je koek zo gesuikerd als het begin van december. Ja, zo. Weet je wat wij zijn? De hand die in het ijle grijpt zijn wij, en d